Loading...
 

Jesaja 50, 4-9a

Jesaja 50, 4-9a: God zal mij helpen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1202)

Gods dienaar zegt: ‘God, de Heer, heeft mij een tong gegeven, waarmee ik goed kan spreken. Ik kan mensen die moe zijn, weer moed geven. En God heeft mij oren gegeven, waarmee ik altijd goed naar de mensen kan luisteren.
Ik heb me niet tegen Gods opdrachten verzet. Ik ben er niet voor weggelopen. Toen mijn vijanden mij pijn wilden doen, liet ik toe dat ze me op mijn rug sloegen. Toen ze mijn baard wilden uittrekken, heb ik mijn gezicht naar ze toe gekeerd. Toen ze me uitlachten en naar me spuugden, bleef ik ze aankijken.
God, de Heer, zal mij helpen. Dat weet ik. Daarom heb ik geen pijn, en daarom schaam ik me niet. Mijn vijanden kunnen op mijn gezicht geen pijn of schaamte zien.
God zal zorgen dat ik eerlijk behandeld word. Wie durft er een rechtszaak tegen mij te beginnen? Is er iemand die mijn tegenstander durft te zijn? Kom maar, dan gaan we samen naar de rechter. Maar niemand kan mij straffen! Want God, de Heer, zal mij helpen.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God gaf me een tong
waarmee ik goed leerde spreken
zodat ik gedeprimeerde mensen moed kan inspreken.

’s Morgens maakt Hij mijn oor wakker
zodat ik zijn woord kan horen en goed naar de mensen luisteren.
Ik verzet me daar niet tegen en krabbel ook niet terug.

Ik bood mijn rug aan aan hen die me wilden slaan,
en mijn wangen aan wie me de baard uitrukten.
Ik bleef hen aankijken toen ze me uitlachten en naar me spuwden.

Want omdat God me helpt, kom ik niet bedrogen uit.
Daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen.
Ik weet ik dat ik niet beschaamd moet worden.

Wie begint een rechtszaak tegen me? Laten we een proces beginnen!
Wie is mijn tegenpartij? Dat hij naar voren komt!
Zie, God zal me helpen. Wie zal me dan nog veroordelen?





Bij de tekst

Lijdende Dienaar

Jesaja 50, 4-9 is het derde lied van de vier liederen van de ‘Dienaar van Jahweh’. Daarin onderwerpt deze ‘Dienaar van Jahweh’ zich aan de wil van God en wil daar trouw aan blijven wat ook de taak wordt die hij zal krijgen of de problemen / vervolgingen die hem te wachten staan.
Het is onduidelijk wie de persoon was waar Jesaja aan dacht bij het schrijven van deze tekst. Op basis van Jesaja 48 ziet men in deze dienaar meestal Sion / Jeruzalem. Maar veel christenen herkennen in deze tekst de lijdende Jezus. Het was een tekst die hen kon verzoenen met zijn lijden en kruisdood. Want … was dit niet veel eerder door de grote profeet Jesaja voorspeld?
Feit is dat de eerste christenen deze tekst vanzelfsprekend op Jezus betrokken (Bijvoorbeeld: Handelingen 8, 26 waarbij Filippus deze tekst op Jezus legt.)



Liederen over de dienaar van JHWH

In het boek Jesaja staan er vier liederen over de ‘Dienaar van JHWH’. (Ebed JHWH-liederen)

ReferentieLiedInhoud
Jesaja 42, 1-4 eerste liedDe taak van de Dienaar bestaat erin rechtvaardigheid op aarde te realiseren.
Jesaja 49, 1-6tweede liedDe Dienaar moet de terugkeer van de joden in ballingschap realiseren en een licht voor alle volkeren zijn.
Jesaja 50, 4-9derde liedDe Dienaar mag de woorden van God uitspreken, omdat hij naar God luisterde. Niettegenstaande de vele moeilijkheden die hij zal ondervinden, blijft hij trouw aan God die hem helpt.
Jesaja 52, 13-53, 12vierde liedHierin wordt de rol van de Dienaar verder uitgewerkt.



De eerste christenen lazen die liederen als het levensprogramma van Jezus Christus. Met Hem begint een nieuwe tijd, waarin recht en gerechtigheid zegevieren. Tegelijk zagen Christenen die tekst als richtingwijzer voor hun levensweg.



Context

(A. Lameire)

Halfweg de zesde eeuw voor Christus leefde er tussen de gedeporteerden uit Juda een naamloze profeet. Zijn geschriften sluiten aan bij die van Jesaja en beslaan de hoofdstukken 40 tot 55 van hetzelfde boek. Deuterojesaja wordt hij genoemd. In tegenstelling tot de eerste Jesaja die enkel in visioenen over de verre ballingschap kon spreken, ondervond de tweede Jesaja die crisistijd aan den lijve. Het verschil tussen beiden is dan ook dat de eerste een rasecht bekeringsprofeet is die smeekt en dreigt terwijl de tweede een man van troost is die zijn medegedeporteerden moed inspreekt en toekomst aanwijst.
We tellen dan dertien eeuwen na de tijd toen Abram met zijn clan uit Mesopotamië, het huidige Irak, was opgetrokken. In die eeuwen groeide de groep uit tot een volk dat goede en kwade tijden had gekend. Ze hadden als slavenvolk in Egypte gediend en waren onder Mozes weggetrokken naar het land dat God aan Abram had beloofd. Onder David en Salomo waren ze een bloeiend koninkrijk maar nu, na al die tijd, leefden ze als ballingen in Babylonië, hetzelfde land waaruit Abram door de HEER was weggeroepen. Alles scheen onherroepelijk verloren. Er bleef enkel nog de schrijnende herinnering aan Jeruzalem met zijn tempel, zijn glorievolle optochten en het bazuingeschal bij grote feesten. Ook aan de overtuiging het uitverkoren volk van de HEER te zijn, was bruusk een einde gekomen. God had hen verlaten...
In deze hopeloze situatie wist Deuterojesaja een ommekeer te bewerken.





Bijbel en kunst

A. VANDROEMME

Lijdende Christus

A. Vandromme B

(Foto: Met dank aan Lieve Desodt, parochie-assistente te Ieper)


Dit expressieve beeld was in 2017 in de kathedraal van Ieper te zien.
Het werd gemaakt door Adhemar Vandroemme (1917 - 2009). Hij was beeldend kunstenaar te Ieper, gaf er les aan de Academie voor Schone Kunsten en was vijftien jaar lang (tot in 2000) de bezieler van de pendelacademie Ieper-Poperinge.





Overweging

Agnes Lameire

De dienaar van God

Wie was die lijdende dienaar waar de profeet het over heeft? Sommigen zien er de verpersoonlijking in van het volk Israël dat, zeker in de ballingschap, met groot lijden werd geconfronteerd. Anderen lezen er het lijdenslot in van profeten in het algemeen en van Jeremia in het bijzonder. Weer anderen houden het bij een onbekende die het lijden dat hem wordt aangedaan in volkomen vertrouwen ondergaat, waardoor het een verlossende waarde krijgt.

Al sinds haar vroegste ontstaan herkende de jonge Kerk Jezus Christus in die lijdende dienaar. Hij is de onschuldige die, radicaal solidair met het volk, koos voor absolute geweldloosheid.

Dit derde lied van de 'Dienaar van JHWH' (Jesaja 50, 4-9) kan in zijn geheel worden gelezen als een psalm van vertrouwen. Het valt de profeet zwaar om de boodschap van God telkens opnieuw te moeten doorgeven aan een onwillig volk. Toch houdt hij vol omdat hij vertrouwt op de nabijheid van God.
Een aansporing voor ieder van ons. God is er niet enkel wanneer alles ons voor de wind gaat. Integendeel. Als alles ons tegenzit, is Hij onze enige toeverlaat. ‘De rots van ons behoud' zingt de psalmist.